Slavernij op Bonaire
Wil je meer ontdekken over de slavernij op Bonaire? De Spanjaarden kwam rond 1520 naar Bonaire. Onder dwang werden de oorspronkelijke bewoners van Bonaire naar de kolonie Hispaniola gebracht. Het grondgebied waar nu Haiti en de Dominicaanse Republiek liggen. Ze werden hier aan het werk gezet om te werken in de goudmijnen.
In 1636 bezette Nederland Bonaire. Dit werd makkelijk gemaakt omdat in 1635 reeds Curacao ingenomen was. Bonaire was interessant voor de productie van bijzonder helder zeezout. Slaven werden gebruikt om de grove zoutbrokken fijn te hakken en in zakken stoppen.
Deze werkzaamheden werden ook wel bekend als de ‘witte hel’. Niet alleen ontstonden er door de zware arbeid vaak lichamelijke klachten, ook kon de zon die op het spierwitte zout reflecteerde zorgen voor blindheid.
Inhoudsopgave
Bonaire als strafkolonie
Slavernij op Bonaire was geruime tijd aanwezig. Eeuwenlang was Bonaire een strafkolonie voor onder anders slaven uit Curaçao. Wanneer ze naar Bonaire kwamen werden ze verplicht te gaan werken op de zoutmijn op Bonaire.
De oorspronkelijke bewoners van het voormalige New York werden ook tot slaaf gemaakt. Zij werden gedwongen tot het verrichten van landbouw en veeteelt. Dit vond vooral in Aruba plaats. Geiten fokken en slachten gebeurde altijd bij slagbaai. Vroeger werd dit dan ook slachtbaai genoemd.
WIC schepen kregen vanaf de 17e eeuw om langs Bonaire te varen op de terugweg om gezout geitenvlees en zeezout mee te nemen. Dit gebeurde nadat er slaven werden afgezet op Curacao.
Slavernij op de zoutpannen
De WIC zette op de zoutpannen honderden slaven in die met vanuit Afrika had over laten komen. De mannen hielden zich de hele dag bezig met het hakken van het zout. Er werden in 1850 voor de slaven slavenhuisjes gebouwd langs de pannen. Zo hoefden de slaven niet iedere keer terug naar huis te lopen maar konden ze overnachten in de hutjes bij de zoutpannen.
Slavenhuisjes
In 1850 werden er op Bonaire slavenhuisjes gebouwd. Niet lang daarna zou echter de slavernij afgeschaft worden, in 1863. Voordat deze van koraalsteen gemaakte huisjes werden gebouwd, sliepen de slaven vaak gewoon in de buitenlucht. Sommigen hadden ook houten hutten.
Je kunt de slavenhuisjes nog steeds op twee plekken terugvinden op Bonaire. In het zuiden van Bonaire vind je bij de witte pan de witte slavenhuisjes en bij de rode pan vind je de gele slavenhuisjes. Je vindt bij de witte slavenhuisjes ook nog een groter huis, dit was het huis van de opzichter. Wanneer je een kijkje neemt in de slavenhuisjes kun je je amper voorstellen dat er vaak met 6 man tegelijk in werd geslapen, de slavernij op Bonaire is een zwarte bladzijde in de historie van het eiland. Lees meer over de slavenhuisjes.

Zeezout om mee te pekelen
Slavernij op Bonaire ging hand in hand met zeezout. Zeezout was enorm belangrijk in deze tijd. Men had nog geen koelkast en werd aangewezen op het pekelen van voedsel. Dit is een methode om door middel van zout het eten langer houdbaar te maken. Dit was vooral belangrijk voor vlees en vis.
Dit zorgde er dan ook weer voor dat er grote progressie werd gemaakt betreffende de internationale scheepsvaart. Door de langere houdbaarheid konden ook langere zeilreizen worden ondernomen. Zout was ook van enorm belang voor de haringvisserij. Ook voor de moedernegotie, de handel op de Oostzee was dit van groot belang.
Zout was niet alleen handig als conserveringsmiddel, het werd ook eeuwenlang gebruik als betaalmiddel. Nederland had groot voordeel bij de uitbuiting van Bonaire. Reeds in 1672 kon je voor 100 duizend gulden aan zeezout uit Bonaire vinden in Amsterdamse pakhuizen.